Castricum – Vrijdagmiddag om 16.00u geeft Filip Bloem een lezing over het boek; ‘De onvermoeibare Brasser’, dat onlangs bij uitgeverij Noord-Holland is verschenen. Het is in de Boekproeverij en de toegang is gratis.
Filip Bloem is collectiebeheerder van het Verzetsmuseum en vertelt: “Wij hadden het archief van Jan Brasser al, naast bijvoorbeeld de sleutelbos die bij de overval op de Weteringschansgevangenis is gebruikt, en de revolver die hij van Gerrit van der Veen heeft gekregen. We hadden al eens een vitrine aan hem gewijd en in de nieuwe opstelling doen we dat weer.” Bovendien bleek er nog genoeg over Brasser te vertellen, zo bleek Bloem uit gesprekken met mensen die de verzetsman hebben gekend, zoals er ook in archieven nog het nodige over hem was te vinden.
Een man met veel energie
Al zoekende raakte hij gefascineerd door de ‘waanzinnige lijst van verzetsacties’ waar Brasser bij betrokken was. “Het was een man met veel energie. Toen hij in het verzet ging, en in de hiërarchie steeg, had hij er ook voor kunnen kiezen om de boel aan te sturen, maar hij ging zelf steeds mee. Daar werd hij erg om gewaardeerd. Hij heeft later ook wel bestuurlijk werk gedaan, na de oorlog zat hij bijvoorbeeld voor de Communistische Partij Nederland (CPN) in de gemeenteraad, maar hij was vooral gelukkig als hij de mouwen kon opstropen.”
Wat Bloem ook opviel was hoe breed inzetbaar Brasser was. “Je had mensen in het verzet die zich bezig hielden met de illegale pers, die identiteitsbewijzen vervalsten of aanslagen op spoorlijnen pleegden, maar Brasser deed dat állemaal.”
Maar wat hem misschien nog wel het meest fascineerde was dat Brasser zowel een zachte als een harde kant had. “Bij aanslagen en sabotage-acties kon hij meedogenloos zijn, ook al wist hij dat die acties tot represailles van de Duitsers konden leiden, dus mensenlevens konden kosten. Hij was geen cowboy die maar wat deed, maar als hij vond dat zo’n actie zin had in de strijd tegen de Duitsers, dan deed hij dat.”
Deze pasfoto, zoals afgebeeld op het besproken boek, was een vervalst politie-legitimatiebewijs dat Brasser in 1944-1945 gebruikte. Foto: Collectie Verzetsmuseum Amsterdam.
Een sociale man
“Maar hij had ook een andere kant, want bij zijn verzetswerk in de oorlog wist hij met allerlei soorten mensen een band te smeden, dus ook met mensen uit de christelijke hoek die niks van communisten moesten hebben. Het was dus zowel een hele sociale man, die met iedereen een praatje maakte als een ideologisch bevlogen communist, die tegen partijleden die met de CPN in conflict raakten, heel hard kon zijn.”
Met die twee verschillende kanten heeft Bloem wel geworsteld. “Het waren twee puzzelstukjes die niet in elkaar pasten, maar uiteindelijk dacht ik: ik hoef dit niet op te lossen en te verklaren, ik moet het gewoon opschrijven.”
Na de staking van 30 april 1943, wordt het Jan Brasser te heet onder de voeten en gaat hij het ondergrondse verzet in. Zijn werk bij Hoogovens is hij kwijt, wat de vraag oproept hoe hij de rest van de oorlog rond is gekomen. Bloem denkt het antwoord wel te weten: “Het verzet was toen al redelijk goed georganiseerd, zeker de ondergrondse CPN. Ze beschikten over geld en overvielen distributiekantoren om aan bonnen te komen.”